maandag 23 juni 2008

Maxime in het buitenland

Twee dagen na DE nederlaag lees ik op Latest BBC Headlines de volgende passage: "Dutch Foreign Minister Maxime Verhagen said that if Mr Tsvangirai was looking for safety at the diplomatic mission, he was welcome. "We've seen the last weeks a new low in the tortured history of Zimbabwe and I think that Mr Mugabe no longer has any moral legitimacy in the eyes of the people of Zimbabwe," she told the BBC." Wat zou Verhagen ervan vinden als hij wist dat de BBC zijn voornaam voor een meisjesnaam aanziet en het niet de moeite waard vindt dat te checken? Om de een of andere reden denk ik dat hij dat niet leuk zou vinden.

Zoiets plaatst het belang van Nederland in perspectief. Wie in het buitenland zit, maakt Nederlandse dingen van een afstandje mee. En daarmee worden ze vanzelf minder belangrijk. Zo ook het waanzingedoe rond het voetballen. Een hele natie anderhalve week lang niet voor rede vatbaar en na één verliespartij slaat de houding om. Zondagmorgen vroeg zie je iedereen schielijk vlaggetjes weghalen en op Radio 1 hoor ik over het mopper om het Nederlands elftal dat via een achterdeur op Schiphol is aangekomen. Waarin een klein land klein kan zijn

De stemming hier is die van licht leedvermaak, al wordt die niet heel expliciet gemaakt. Ik blijf het herhalen: heel gezond, zo'n verblijf in het buitenland.

Dat verblijf komt deze week aan zijn eind. Dit wordt dan ook mijn laatste weblog in deze reeks. Ik ben gisteren met de auto gekomen, zodat ik al mijn spullen weer mee naar huis kan nemen, aan het einde van de week. En ik ben niet de enige die weggaat. De huisbaas is al op vakantie. Op de universiteit zijn de gangen verlaten, op de enkele uitzondering na die nog een laatste examen te goed heeft. De terrassen zitten daarentegen overvol. Nog even, en dan barst de zomervakantie voor iedereen los.

Ik heb cadeautjes gekocht voor mijn gastheer en gastvrouw. Ik sjouw beetje bij beetje mijn spullen van de campus naar mijn kamer. En ik ga binnenkort boodschappen doen, voor thuis: bijzondere Belgische bieren en zo. Dus wie binnenkort langskomt, kan kiezen.

Ik weet zeker dat ik de vrijheid zal missen die ik hier heb om onderzoek te doen en me te verdiepen in allerlei taalkwesties. Ook dit herhaal ik: van harte aanbevolen, zo'n studieverlof.

woensdag 18 juni 2008

Einde van het jaar

De laatste examens zijn geweest. Rond het kunstmatige meer zwermen de studenten uit om te barbecuen. Op de Grande Place staan tv's voor de terrassen zodat iedereen de voetbalwedstrijden goed kan volgen. Einde van het jaar. Nu is het nog wachten op de uitslagen en het eindfeest. Dan gaat Louvain-la-Neuve leegstromen, tot na de zomer.

Ook voor mij begint het einde van mijn verblijf hier te naderen. Vanavond heeft mijn huisbaas, Didier, me bij wijze van afscheid mee uit eten genomen. Vrijdag vertrekt hij naar Frankrijk voor een vakantie en als hij terugkomt ben ik al weg. We bespreken waar ik de sleutel achter zal laten en welk telefoonnummer ik moet bellen als er iets mis mocht zijn. Hij vertelt me dat hij een paar keer gemerkt heeft dat ik weliswaar keurig de sleutel omgedraaid had, maar dat de deur nog niet in het slot zat. "Het is een lastige deur", zegt hij verontschuldigend. Maar ja, het is niet zijn huis en hij heeft weinig zin om er een nieuwe deur in te zetten.

In mijn hoofd ben ik al een beetje afscheid aan het nemen. Dit is de laatste keer dat ik met de trein gekomen ben. Volgende week kom ik met de auto om mijn spullen mee terug te kunnen nemen. En na volgende week is mijn séjour van 14 weken voorbij. Omgevlogen, zo kunnen we wel zeggen.

Niet meer van de heuvel afvallen naar de campus toe. Niet meer amechtig tegen de heuvel opfietsen, op weg naar huis. Niet meer dat bijzondere luchtje op de gang van de vierde verdieping van het Collège Erasme. Niet meer die collega's die ik zo ben gaan waarderen. Niet meer de poes Félix, die 's nachts op zijn rug voor mijn kamerdeur ligt omdat hij zo graag geaaid wil worden.

Terug naar de VU, naar de hertentamens, de vergaderingen, de voorbereidingen voor het nieuwe seizoen, de jaargesprekken, en niet te vergeten de scripties, de promotiebegeleidingen en de commissies.

Hier ben ik druk bezig om die analyses af te maken die ik per se af wil hebben voor ik terugga. Eén ervan is een automatische analyse van de stukken voor en na de voegwoorden *omdat* en *want*. Daarvoor moet de computer hard rekenen. Per segment is ie zo'n vier seconden bezig. Aangezien ik 1100 omdat-fragmenten en 5000 want-fragmenten hebben (keer twee segmenten keer vier seconden) is het geen wonder dat dat ding warm wordt. Het staat al sinds gisteravond te snorren en is pas op driekwart van het karwei. Maar mooi dat het me wel lukken gaat.

Ik kan het iedereen aanbevelen, zo'n periode van afstand nemen. Heel nuttig om een totaal ander gezichtspunt in te nemen. Dat laat je je eigen plek met nieuwe ogen bekijken. En je leert er een hoop van.

woensdag 11 juni 2008

Bal des busés

Op 26 juni is het Bal des busés (in het Vlaams het gebuisdenbal), zo lees ik op de posters. Naar het schijnt een eeuwenoude traditie waarmee in België het academisch jaar wordt afgesloten door de studenten. Speciaal voor die studenten die het niet gehaald hebben (gebuisd zijn). Maar naar het schijnt zijn geslaagden ook welkom. 26 Juni is precies mijn laatste werkdag hier in Louvain-la-Neuve. Het weekend daarna komen Rose en ik hier nog mijn spullen ophalen en dan is mijn kotperiode weer voorbij. Stof tot nadenken.

Om niet te buizen moet je je jaar met voldoende punten hebben afgesloten. Soms wordt iemand voorwaardelijk toegelaten tot een volgend studiejaar, als er bijvoorbeeld van de 60 studiepunten nog 15 niet al te centrale punten ontbreken. Ook kun je een onvoldoende (een 8 of een 9 -- op 20) compenseren, als je gemiddelde maar hoog genoeg is (minimaal 12 op 20). Of iemand doorgaat wordt besloten in de deliberatie, waarin de docenten overleggen over de dossiers van de verschillende studenten. Precies het systeem van de middelbare school. En dus kun je, anders dan bij ons, als student hier niet je moduletjes bij elkaar sprokkelen om op een gegeven moment tot de ontdekking te komen dat je een bachelordiploma hebt gehaald.

Is zo'n jaarsysteem ook iets voor ons? Er valt wat voor te zeggen. Zo staat me het systeem wel aan dat een student niet over afzonderlijke vakken en vakjes proeven en toetsen aflegt, maar dat het hele dossier meegenomen wordt in een jaarafsluitend examen. Dat voorkomt de middelbare schoolhouding dat je voor een vak gaat stampen, om de stof de dag na het tentamen weer te vergeten. Ook moet je met zo'n afsluitend examen laten zien dat je weet wat de verschillende vakken met elkaar te maken hebben. Maar het vergt natuurlijk wel de formulering van een goed afsluitend examen. Weten al die docenten wel genoeg van wat er bij de andere vakken gebeurt?

Wat me ook erg aanstaat is die heel bijzondere stemming die er in examentijd heerst op de campus. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat ijverig blokkende studenten in de studiezalen, de gespannen nervositeit van plechtig aangeklede kandidaten en de opluchting of teleurstelling na afloop. Die sfeer heb ik niet meer meegemaakt sinds mijn kandidaatsexamen (in 1979).

Natuurlijk hebben we dit systeem voor een deel eigenlijk al ingevoerd. We hebben de eerstejaars studieadviezen (oké, niet bindend). Sommige opleidingen voeren een deliberatie over de afzonderlijke studenten in het eerste jaar. Je moet in het eerste semester van je tweede jaar je eerste jaar helemaal afronden, anders mag je daarna niet verder met de vakken van het tweede jaar. En we hebben de harde knip (voor buitenstaanders: heeft niets met bevallingen te maken): alleen beginnen aan je masteropleiding als je je bachelordiploma op zak hebt. Maar ik durf te wedden dat, als iemand zou voorstellen om ook formeel met een jaarsysteem te komen, al die Amsterdammers gingen klagen over het schoolse karakter van de opleiding. Zou het eigenlijk goed zijn voor de studierendementen? Geen idee.

Moet ik naar het Bal des Busés? Ik heb de afgelopen maanden (uiteraard) minder gedaan dan ik had willen doen. Aan sommige papers ben ik nog niet eens begonnen. Daar staat tegenover dat ik heel veel geleerd heb, vooral op het punt van text mining. Ook heb ik de tijd genomen om weer eens bij te lezen, op allerlei terreinen. Verder heb ik twee papers afgemaakt en twee nieuwe gestart. En ik heb een cursus statistiek gegeven (Liesbeth is gisteren zelfs geflitst omdat ze op tijd bij mijn cursus wilde zijn. Ze schat de boete op 130 euro. Maar zelden heeft iemand zoveel over gehad voor mijn onderwijs).

Op één punt ben ik zeker gebuisd. Ik praat lang niet het Frans dat ik had willen praten (ook al maakten hospes Didier en zijn vader me complimenten over mijn vorderingen). Daarvoor moet ik me bij een volgende gelegenheid toch verder naar het zuiden begeven, zodat ik me volledig in het Frans moet onderdompelen.

Kortom, voorwaardelijk toegelaten tot het volgende studiejaar.

woensdag 4 juni 2008

Examentijd

Het is examentijd op de UCL. Overal op de gang zie je studenten zitten met dikke boeken, grote stapels readers en indrukwekkende hoeveelheden schrijfpapier. Anders dan bij ons heb je hier een jaarsysteem. Een student moet zijn of haar jaar halen en doet dat door aan het einde van het jaar examens af te leggen. Alle kennis die in een jaar vergaard is, moet nu weer paraat worden. Dat is nog eens wat anders dan twee of drie tentamens over vakken uit de laatste periode. Geen wonder dat de studenten er verhit uitzien.

Dat kan ook komen doordat we hier pal onder het dak zitten en het buiten al behoorlijk zomers is. Overal staan ramen open om het beetje frisse lucht dat er is binnen te laten. En dan is het nog maar begin juni. Dat belooft wat voor de komende zomer. Mijn kamergenoot Jacqueline (postdoc uit Utrecht) is al voorzichtig aan het informeren naar de prijs van ventilators.

Met die warmte heb je extra medelijden met de studenten die aan het ploeteren zijn voor de examens. En vooral als het dan examendag is. Kennelijk worden er veel mondelingen gedaan want je ziet nog volop zenuwachtige, netjes in pak en stropdas gestoken kandidaten heen en weer drentelen voor de kamer waar de docent bezig is de voorganger te ondervragen. Ik ben geen fan van mondelinge tentamens (de schijn van onbetrouwbaarheid en willekeur is me te groot), maar de sfeer is wel ouderwets spannend en de ontlading, als de uitkomst positief is, navenant.

Een enkele keer stijgt de hitte een student naar het hoofd. Zo was Liesbeth not amused toen ze haar kamer uitkwam en daar een student met ontbloot bovenlijf zag zitten. Ze heeft niets gezegd maar haar blik was genoeg voor de jongeman om naarstig een t-shirt aan te trekken. Aan de boeken te zien was het een medische student. Misschien was hij zijn eigen anatomie aan het onderzoeken?

Uit alle hoeken en gaten trekken de studenten naar deze bibliotheek. Je ziet archeologen en taalkundigen maar ook psychologen, medici en economen. Je vraagt je af of er geen koelere plekken zijn.

Wie deze berichten leest, denkt misschien dat ik UCL wat ouderwets vind. Dat is dan toch alleen maar in bepaalde opzichten zo. Vorige week begon ik met mijn cursus voor de medewerkers hier en dat speelde zich af in een computerzaal van Psychologie. Daar hing een Smartboard. Ik geloof niet dat ik zoiets al eens op de VU gezien heb. Het is een scherm waar je je powerpoints op kunt projecteren. Maar het is ook een touchscreen, dat je met je vingers kunt aanraken om commando's te geven aan de pc die op het Smartboard is aangesloten (alof je met een muis klikt). En het is ook een beschrijfbaar blad, waarop je met felkleurde stiften (die alleen virtueel kunnen schrijven) vrolijke tekeningen kunt maken of geprojecteerde informatie kunt accentueren. En het resultaat kun je dan ook nog eens bewaren in je computerprogramma. Ik had een tijd het gevoel dat ik op Hogwarth van Harry Potter aan het lesgeven was.

Deze week is die fancy zaal niet beschikbaar. Examentijd...

zondag 1 juni 2008

Vanuit de trein

Elke week als ik op zondag naar mijn Belgische adres reis valt het me op hoe internationaal België is. Ik beeld me in dat ik het goed kan vergelijken. Door het jaar heen reis ik namelijk naar de hoofdstad van Nederland, en deze drie maanden reis ik regelmatig naar België's, wat zeg ik, Europa's hoofdstad. Wat een verschil. In de trein naar Amsterdam hoor je doorgaans twee talen, Nederlands en boerenkool-Engels. Hier worden alleen al alle stations in vier talen omgeroepen. En daarnaast zie je in België een etnische mengelmoes van allerlei achtergronden op pad.

Die internationale inslag is niet altijd een genoegen. Vlak voor Brussel-Noord zie je zo'n straat die me het schaamrood op de kaken jaagt namens de mannelijke soort. Honderden meters lang alleen maar etalages waarin schaars geklede dames omzoomd door rode tl-buizen de mannelijke clièntele proberen te lokken. Overduidelijk komt een groot deel van de dames en van de klanten niet uit Brussel-Noord. Misschien ben ik te veel een provinciaal, maar verheffend kan ik dit niet vinden.

Zo'n treinreis van drieëneenhalf uur doet me beseffen hoe graag ik me mag ergeren. Ik vermoed dat iedereen die deze berichten uit België leest inmiddels op de hoogte is van mijn aversie jegens winkeldeuren die midden in de winter open staan. Een ander haatobject is de populariteit van het vliegen. Ik vind vliegen een asociale activiteit. Met betrekkelijk weinig mensen in een koekblik over de oceaan omdat je zo nodig op vakantie wilt in Cuba. Eén van de buttons die ik jaren wil laten maken is "Met het vliegtuig op vakantie is milieucriminaliteit". Wat is er mis met Texel? vraag ik steevast aan iemand die me glunderend vertelt dat-ie een reis naar Honolulu geboekt heeft. Met de jaren ben ik steeds extremer geworden hierover. Tegenwoordig ben je dan conservatief. Dat beschouw ik dan maar als geuzenterm.

Door de Nederlandse vliegtax reizen steeds meer mensen naar Buitenlandse Vliegvelden, zo las ik vorige week. Een deel daarvan vind je in de trein naar Brussel: Aan de zware koffers zie je dat ze op weg zijn naar een vliegveld. Zaventem (pardon: Brussels Airport) of Charleroi, waarschijnlijk. En dat om 20 euro uit te sparen. Het is kinderachtig, maar ik help ze niet als ze problemen hebben met overstappen.

Nog zo'n ergernis. Als je uit de trein kijkt zie je vanaf Den Bosch tot aan Brussel-Noord een langgerekt lint van afschuwelijke, uitgestrekte industriële crisisbouw. Fantasieloos en ruimtevretend. Waarom bouwen ze die dingen niet onder in plaats van naast elkaar? In het meest extreme geval gaat zo'n gestapeld gebouw zo'n 30 meter de diepte in. Dat is niks vergeleken met de voormalige Staatsmijnen of de Borinage. Als je zo'n verzameling uitgestrekte blokken ziet liggen, vraag je je af of er nog één bouwer is die het gevoel heeft dat hij voor de eeuwigheid of althans voor de eerstkomende eeuw bouwt. Het gebrek aan ambitie van deze industriële designers is stuitend.

Toen ik Ottignies uitstapte, vroeg ik me af of je dergelijke negatieve ergernissen nog om kunt zetten in iets positiefs. Misschien moet ik me aansluiten bij een politiek beweging. Vanavond bezocht ik achtereenvolgens de website van Barack Obama (www.barackobama.com) en die van de PvdA (www.pvda.nl). Op allebei vind je tientallen standpunten over even zovele onderwerpen en na lezing ervan voel ik me opnieuw, nog steeds en al tientallen jaren lang, net als Menno ter Braak, politicus zonder partij.

maandag 26 mei 2008

Lezen

Afgelopen weekend was Rose op bezoek. We zijn naar Brussel geweest en hebben tochtjes gemaakt in de buurt. Toen ze zondagmiddag weer wegwas, kostte het wel weer even moeite om te wennen aan mijn bestaan als "koteur" in België. Dus ben ik maar weer gaan lezen.

Ik lees natuurlijk van alles hier in België. Guy Deutscher, The unfolding of language bijvoorbeeld, over de vraag hoe talen ontstaan. Ik had er nooit van gehoord en liep er toevallig tegenaan. Het is zo'n typisch PopWet-boek, gericht op een groot publiek, in de stijl van Pinker (Language Instinct, Blank Slate). Het is meesterlijk geschreven, heel toegankelijk en maakt gebruik van de Pinker-stijl om voetnoten met literatuurverwijzingen te verstoppen in een apart stuk achter aan het boek. Daar heb je als lekenlezer geen last van, terwijl de deskundige verder kan lezen. Ook stopt Deutscher aanvullende informatie in een aantal appendices, zodat de hoofdtekst niet onderbroken wordt door details.

Deutscher is belezen en laat dat weten ook. Hij maakt drie punten: 1. taal slijt. Mensen hebben voortdurend de neiging om uitdrukkingen te verkorten en makkelijker uitspreekbaar te maken (en onveranderlijk hebben mensen door de eeuwen heen zich geërgerd aan deze taalverloedering). 2. taal verandert door metaforiek. In allerlei talen en in alle eeuwen zijn concrete woorden geleidelijk aan een steeds abstracter betekenis gaan krijgen (zo zijn in veel talen woorden voor lichaamsdelen geleidelijk aan voorzetsels geworden). 3. taal verandert door analogie: als de bestaansgrond voor een patroon niet meer duidelijk is (als gevolg van de slijtage van taal), dan gaan sprekers op zoek naar nieuwe regelmaat (bekende voorbeelden als: op het moment dat de "n" in "schoen" niet meer als een meervoud wordt opgevat, komt er een nieuwe meervoudsvorm, "schoenen"). Tesamen levert dat een model op over hoe talen hebben kunnen worden tot het complexe grammaticale systeem dat ze zijn.

Het aardige aan het boek is dat Deutscher zijn voorbeelden uit allerlei talen en allerlei windstreken haalt (van Hittitisch en Akkadisch tot aan allerlei Afrikaanse en Aziatische talen, maar ook Engels, Duits en Frans). Een minpuntje is dat de zucht tot toegankelijkheid Deutscher soms drijft tot licht studentikoze formuleringen (een beetje zoals in Andy Fields boek over statistiek). Maar dat neem ik graag op de koop toe. Een aanrader.

Behalve boeken lees ik natuurlijk ook veel artikelen. Eentje dat ik aan collega Gerben Mulder ga doorsturen heeft als titel "Language is never ever ever random". Dat past leuk in de discussie over taal-als-fixed-effect drogreden, die indertijd door Clark gestart is en de laatste tijd in Tijdschrift voor Taalbeheersing weer gevoerd wordt. Onderdeel van die discussie is dat je de gelaagdheid van data in je analyse moet meenemen op een manier die in SPSS amper maar in tamelijk ontoegankelijke programma's als MLWin wel lukt. Alternatief daarvoor is R, een softwareomgeving die allerlei mogelijkheden biedt tot datamanipulatie en -analyse, maar die, zoals een Amerkikaanse collega met veel gevoel voor understatement schreef "a steep learning curve" heeft. In R zit ook een module "multilevel". Ik gebruik R omdat je er ook LSA (latent semantic analysis) en vergelijkbare data-mining techieken mee kunt uitvoeren. Althans in theorie. Ik zit nog ergens onder aan de holte van de steap learning curve.

En verder lees ik natuurlijk Frans. Ik ben zo slim geweest om een thriller-achtige roman te kiezen die in middeleeuws Frankrijk speelt (over intriges aan het Franse en pauselijke hof, over ketterprocessen in Frankrijk, over de tanende invloed van de Tempeliers). Ik ben inmiddels op bladzijde 250 van de 350 en ik ben erg blij met het Prisma woordenboek dat ik heb meegebracht. Op elke bladzijde staan wel een paar woorden die ik absoluut niet ken. Mijn hoop is dat dit één van de manieren is waarop ik mijn gebrekkige woordenschat weet uit te breiden.

Zo zie je maar: met boeken zit je nooit alleen.

donderdag 22 mei 2008

Even terug

Vandaag was ik even op de VU. Alles was anders. De uitgang van het station is vernieuwd (eindelijk is de trap af). De tramlijn loopt nu helemaal door. En op de faculteit zijn overal fraaie zitjes (helaas geen pingpongtafel). Als het nog gezelliger wordt, willen de studenten niet meer weg. Slecht voor de rendementen. Veel vragen ook van iedereen.

Wat doen ze daar zo eigenlijk in Louvain-la-Neuve? Het korte antwoord is: corpusonderzoek. De CETIS-groep bestudeert taalverschijnselen in corpora, ofwel grote verzamelingen teksten. In leerderscorpora van tweede taalleerders van het Frans of het Nederlands bijvoorbeeld. Maar men onderzoekt ook grammaticaliseringsverschijnselen (hoe zijn functiewoorden en constructies in de grammatica terecht gekomen?) en de eenheden van analyse (uit welke onderdelen bestaat een tekst of een gesprek? hoe worden die in klank of woord vormgegeven?).

Maar wat doe jij daar dan? Nou ik hou me bezig met de betrouwbaarheid van analyses. Wie aan corpusonderzoek doet, moet heel veel coderen. Hoe zeker zijn we van die coderingen? Zou een ander het op dezelfde manier doen? Die vragen zijn lastiger met ja te beantwoorden naarmate de dingen waar je in geïnteresseerd bent meer met betekenis te maken hebben. Of iets een woord is, daar zullen we het doorgaans vrij snel over eens worden. Ook of iets een zelfstandig naamwoordsgroep is of niet (al wordt dat al wat lastiger). Maar of stuk van een tekst een reden geeft of een oorzaak of een verklaring of een argument, dat blijkt veel lastiger. Wat ik wil weten is, hoe lastig is dat? En zijn er middelen om dat minder lastig te maken? Kunnen we bijvoorbeeld gebruik maken van automatische analyse van taalmateriaal?

Kun je je daar drie maanden mee bezig houden? O ja, makkelijk. Nog veel langer ook. Want om bijvoorbeeld met die automatische hulpmiddelen aan de slag te gaan, moet ik allerlei dingen lezen, toepassen en uitproberen. Dat kost veel tijd, die ik normaal niet heb of neem. En het is een leuke onderbreking van college geven of vergaderen. Dat heb ik na een dagje VU al snel weer door. Samen met een Belgische collega ben ik op de trein gestapt, terug naar België. Nog ruim een maand zit ik daar. Die bankjes ga ik later wel uitproberen.

zondag 18 mei 2008

BHV: best heel vervelend

Mijn weblog is vertraagd. Allerlei excuses natuurlijk. Zo zat ik afgelopen week in Nederland. Eerst bij de familie, vanwege Pinksteren. Daarna een lezing voorbereiden en geven. En tot slot een twee dagen durende vergadering van een NWO-commissie. Maar de echte reden is natuurlijk dat ik het over een moeilijk onderwerp wil hebben, waar ik maar geen grip op krijg: BHV.

Wie de 39 berichten in het NRC-archief over de BHV-kwestie doorneemt komt voortdurend de volgende zinnen tegen: "Brussel-Halle-Vilvoorde bestaat uit de tweetalige hoofdstad en 35 omliggende gemeenten die bij Vlaanderen horen. In die Vlaamse gemeenten wonen veel Franstaligen. Ze kunnen er stemmen op de kopstukken van Franstalige partijen die in Brussel wonen. Volgens Vlaamse politici werkt dat de verfransing van de gemeenten in de hand. Ze willen de Vlaamse gemeenten daarom losmaken van Brussel, door het kiesdistrict te splitsen. De Franstalige politici zijn daar fel op tegen."

Ziedaar een technocratische beschrijving van de kwestie: de Vlamingen zijn voor en de Walen zijn tegen de splitsing. Maar die technische details vatten de kwestie maar heel minimaal samen. Liesbeth drukte iets uit van de sentimenten die hier spelen toen ze zei dat als die splitsing opgelegd wordt door de Vlaamse politiek, dat dan een heel fundamentele aanslag op het vertrouwen in het staatsbestel tot gevolg heeft.

Van Liesbeth kreeg ik een krantenartikel met als titel "Opsplitsen van BHV is niet onlogisch, zich ertegen verzetten ook niet..." In het artikel wordt gepoogd de achtergronden, gevoeligheden en mogelijke oplossingen samen te vatten (het komt dan ook uit de rubriek Eclairage van La Libre). Ook met woordenboek erbij kost het lezen me verschrikkelijk veel moeite. Ik mis de achtergrond om te weten wat de regenboog, de circulaires van Peeters en het pact van Egmond zijn. Zelden zag ik een tekst met zoveel beeldspraak en zoals zo vaak werkt beeldspraak verhullend. Maar wat ik er wel uit opmaak is dat opsplitsen vooral een enorme symboolwaarde heeft voor de nieuwe verhoudingen in België: Vlamingen willen op zichzelf, zonder die lastige (en dure) Walen. En daar zit hem waarschijnlijk die aanslag op het vertrouwen in het staatsbestel in.

Ik begrijp er nog steeds niets van. Want BHV is ook gekoppeld aan kwesties als burgemeesterbenoemingen, het al dan niet tegenhouden van hervormingen van de staat, maar vooral het terugkomen op afspraken uit de vroege jaren '60. Aan internationale volkenrechtelijke kwesties over het zelfbeschikkingsrecht van regio's. Aan uitspraken van het Hof van Geschillen.

Leeft het, de kwestie-BHV? De allereerste keer dat ik er iets over hoorde zeggen was toen ik Liesbeth ernaar vroeg. Voor het overige hoor je er niemand over op straat. Maar op de radio en (vooral) in de krant kom je het voortdurend tegen. Gaat België opsplitsen? Ik geloof er niets van. Kijk maar naar de reacties op het onverwachte einde van de tenniscarrière van Justine Henin. Oud en jong, arm en rijk, Vlaming en Waal, allemaal vinden ze het o zo jammer dat onze Justine gestopt is. België bestaat, ondanks zichzelf.

dinsdag 29 april 2008

Wildert

Het allereerste plaatsje waar de trein in België doorkomt, nog vóór Essen, heet Wildert. Dat moet een omen zijn. Het is een onooglijk klein stationnetje. Je kunt er kostenloos parkeren en je fiets stallen, maar dat is ook alles: geen restauratie, geen aansluiting op de bus, geen elektronische of plastic betalingen. Ook het plaatsje is klein: er zijn duinen in de buurt en er is een bakkerijmolen, maar dan heb je het ook wel gehad. Ook dat zal omineus zijn.

Ik had het plaatsje nog nooit eerder gezien, maar vandaag rijdt de internationale trein naar Antwerpen en Brussel zo langzaam dat ik het niet kan missen. Daardoor mis ik in Brussel-Noord ook mijn aansluiting op de intercity naar Namen en Luxemburg en moet ik de stoptrein nemen naar Ottignies. Die stopt op alle, ik herhaal alle, tussengelegen stations en dat zijn er heel veel. Tien, om precies te zijn. En dat op een stukje van 25 km.

Op zondag rijdt de bus van Ottignies naar Louvain-la-Neuve niet na half 8. Ik kan kiezen tussen lopen en een taxi. Vandaag neem ik een taxi. De chauffeur was al in slaap gevallen (zo zondagavond valt er in Ottignies-centrum niet heel veel te beleven), en ik doe hem met mijn tik op de ruit onzacht ontwaken. Hij zegt de straatnaam te weten maar ik heb onmiddellijk na vertrek al het idee dat het daarbij vooral om globale kennis gaat. Anders dan ik had verwacht gaat hij niet linksaf op de rotonde (richting Chassée de la Croix, een route die ik al eens gewandeld en gefietst heb, van ongeveer twee kilometer) maar hij gaat de snelweg op naar de volgende afslag. Zo rijdt hij zeker vijf kilometer om. Als hij dan ook nog eens de afslag naar mijn straat mist, wijs ik hem erop dat we er voorbij zijn. Hij zet me af op de hoek (de laatste 200 m mag ik lopen) en ik besluit dat dit voorlopig mijn laatste taxirit was.

De studenten van Louvain-la-Neuve zijn als alle studenten. Jonge mensen, op zoek naar kennis maar vooral naar een aangename studietijd. Door de week zwermen ze de hele dag over de Grande Place en de straten die daar op uit komen. Naar bibliotheek of college, naar het winkelcentrum, de Delhaize, de restaurantjes, de café's en de sandwicheries die in grote aantallen beschikbaar zijn. Mensen die elkaar kennen, kussen elkaar in het voorbijgaan, soms zelfs zonder te stoppen, kort op de wang. Ook mannen zie ik zo mannen begroeten. Dat is nieuw volgens Liesbeth. En het zijn ook amper kussen: het is vooral een wang die tegen een wang aangeduwd wordt.

Nu het weer geleidelijk aan beter wordt, zijn de terrassen volop gevuld. Op woensdagavond is het zo te zien verenigingsavond. Overal door de stad lopen honderden mensen op straat. Heel veel studenten hebben een baretje op. Er staan letters op die ik niet kan lezen; van een studentenvereniging waarschijnlijk. En bijna iedereen loopt met een fles wijn, een fles bier of een enkele keer zelfs een krat bier. Veel gebral en kabaal. Of er systeem zit in al die wandeltochten, kan ik niet ontdekken. De associatie die ik heb is: zo moet Leiden er in de 18e eeuw uitgezien hebben. Een middelgrote plaats, gedomineerd door studenten en hun vertier. Ik vind het niet erg om weer naar huis te gaan.

De volgende morgen is er van al die studentenactiviteit niets te merken. Op de Grande Place is een boerenmarkt gaande, waar Belgische knollen beslagen worden door ambachtelijke smeden. Het publiek bestaat vooral uit ouders met jonge kinderen. Ik begrijp niet goed waar die vandaan komen. De studenten zitten kennelijk met een kater thuis of zijn druk aan het studeren.

Elke dag wat anders, in Louvain-la-Neuve. Voorwaar een tegenhanger van Wildert.

donderdag 24 april 2008

CÉTIS

Het Centre d'Étude du Texte et du Discours (CÉTIS) bevindt zich op de vierde verdieping van het Collège Erasme. In kamers 464, 466 en 468, om precies te zijn. Om er te komen moet je door de Bibliothèque de Philosophie et Lettres naar binnen. Trapje op, door het draaipoortje, rechts af, drie trappen. Na de tweede trap is er een muur met daarin één losse baksteen en één ontbrekende baksteen. Samen met mijn Utrechtse collega, tijdelijk aangesteld als postdoc bij het CETIS, heb ik al gespeculeerd over het geheim van Louvain-la-Neuve dat zich achter die muur bevindt. Er zijn nog geen berichten over gevonden schatten.

Dit is een bibliotheek in de ouderwetse zin van het woord. Niet dat de elektronische tijdschriften niet volop aanwezig zijn. Nee we zitten wat dat betreft helemaal in de 21e eeuw. Maar daarnaast zijn er ook heel veel, heel degelijke, ouderwetse boeken. Op de derde verdieping, vlakbij het toilet, vind je de taalkundige atlassen. De Taalatlas van Oost-Nederland en aangrenzende gebieden van Heeroma bijvoorbeeld. Natuurlijk kan ik het niet nalaten om de Dialektatlas van Oost-Noord-Brabant, de Rivierenstreek en Noord-Nederlands-Limburg (van Hol en Passage) te bekijken, nieuwsgierig naar het idioom van mijn geboorteplaats Sint Michielsgestel. Opgeborgen in kloeke kartonnen dozen die eruit zien of ze al lang niet geraadpleegd zijn.

Op de vierde verdieping kom je voorbij aan de kast met Chinese linguïstiek. Veelkleurige banden met voor mij onbegrijpelijk schrift op de rug. En wat het meeste opvalt is het luchtje: het muffe luchtje van een ruimte met oude boeken waarin al lang de ramen niet hebben opengestaan.

Het centrum bestaat op dit moment uit de leider, Liesbeth Degand, drie postdocs, een promovenda en een student-assistent. En ikzelf ben professeur visiteur. We kunnen niet zeggen dat het centrum ruim is toegerust. We hebben last van ruimtegebrek. Op donderdagen, als zowat iedereen er is, moet ik soms op de gang zitten. Daar staan allerlei tafels die meestal gebruikt worden door studenten, die van 's morgens 9 tot 's avonds als ik weg ga zitten te studeren. Veel dezelfde gezichten.

Een ander schaars goed is stopcontacten. Er is er doorgaans één per kamer. In 1971, toen het gebouw werd neergezet, werd dat kennelijk ruimschoots genoeg gevonden. Toen was nog de gedachte dat elke kamer door één persoon gebruikt zou worden. Om het tekort op te heffen wordt er driftig gebruik gemaakt van verlengsnoeren en stekkerdozen, waarop dan computers, printers, schanners en waterkokers aangesloten zijn. Ik ben benieuwd wat de brandweer daarvan vindt.

Het meest charmante van het centrum vind ik de draaischijftelefoons die hier nog volop staan. Ze maken dat aangename geluid als je iemand probeert te bellen; een geluid dat geen jongeling meer kent en dat binnenkort alleen nog in een museum te horen is. Thuis heb ik op zolder ook nog een draaischijftelefoon. Die doe ik vooralsnog niet weg. Dankzij die telefoons voel ik me helemaal thuis. En door die aardige mensen natuurlijk.

dinsdag 15 april 2008

Tout droit!

Eddy heeft stevige kuitspieren. Duidelijk een afgetraind type. Vandaag 'on fait relax'. De reden: Eddy heeft net de marathon van Parijs gelopen en hij heeft pijnlijke benen.

Op dinsdag en donderdag loopt een groepje medewerkers van de universiteit tussen de middag hard. Ongeveer 50 minuten. Liesbeth, bij wie ik mijn sabbatical doorbreng, heeft me geïntroduceerd en nu doe ik ook mee. Donderdag is rustig lopen in de bossen rondom de campus (een 'groene' training, je hartslag mag niet buiten de groene zône komen), dinsdag is intervaltraining (oranje en soms zelfs rood). Maar vandaag, een dinsdag, is een groene training, vanwege de marathon van Eddy.

Eddy vraagt me om mijn naam te spellen, en hij oefent hem een paar keer. Duidelijk iemand die zijn mensen wil kennen.

Mannenkleedkamers zijn overal hetzelfde. Flauwe grappen, veel en hard lachen. Ik versta de helft niet van de grappen. Wie weet aan het einde van mijn verblijf wel. Al weet ik niet zeker of ik die grappen wel WIL verstaan.

De medewerkers hebben er een hekel aan als ze dwars over de campus moeten lopen naar de bossen. Ze willen niet dat de studenten hen in die belachelijke kleding zien. En dus voert Eddy ons dwars over de campus.

Bruno is er voor het eerst weer bij sinds twee maanden. Hij heeft net zijn proefschrift af. Hij gedraagt zich als een jonge hond, die voor het eerst sinds lang weer buiten komt. Extra rondjes maken, met zijn armen zwaaien, huppelen. Misschien is het ook wel omdat het voor het eerst lente is vandaag.

Af en toe brult Eddy de richting. "Ici on va à droite", "à gauche", "tout droit". Bij voorkeur roept hij het net als de voorsten al een andere kant op gegaan zijn. Die komen dan maar weer teruglopen. Geleidelijk aan worden de koplopers slimmer. Op elke kruising rennen ze een rondje om te wachten tot Eddy roept: "Tout droit".

Dat we in het buitenland zijn merk ik vooral aan de hoogteverschillen. Hier heb je echte heuvels en dat voel je in je kuiten. Mijn hardlooptochtjes thuis zullen me over een tijdje wel heel erg makkelijk gaan vallen.

Na 50 minuten zijn we weer terug bij het Complexe Sportif de Blocry, het grootste sportcomplex van de Benelux. Voor mijn gevoel hebben we op een sukkeldrafje gelopen. Toch blijken we bijna 8 km afgelegd te hebben. Een normale afstand, aldus Liesbeth. Ze raadt me aan een cardiometer te kopen ("Dat is eigenlijk verplicht bij deze training"). Ik neem me voor dat dit weekend te regelen. Dan kan ik zelf in de gaten houden of ik groen, oranje of rood loop.

De sfeer is gemoedelijk. Leuke mensen. In eerste instantie kijken ze wat afwachtend naar die vreemde snuiter uit Amsterdam, maar al snel, vooral als ze merken dat ik wat Frans praat, babbelen ze volop. Dit gaat een prettige onderbreking van de werkdag worden. Recht zo die gaat, maatje!

maandag 7 april 2008

De warmwaterknop zit rechts

Van Amsterdam naar Den Bosch is veel langer dan andersom. Zo is het ook met België. Naar België is verder weg dan van België. En naar Wallonië is extra ver. Op zondagmiddag zet Rose me af bij mijn hospes, Didier. Die begint met zich te verontschuldigen: Hij is désolé, omdat vanmiddag de verwarming is uitgevallen. Omdat de komende dagen nachtvorst voorspeld wordt zit hij er maar mee. Hij gaat op pad om elektrische radiatortjes te vinden. Dat helpt wat, maar het blijft tobben.

Dat is anders met het internet. In korte tijd heb ik mijn laptop draadloos aan het net en de verbinding is snel. Omdat ik de komende maanden ook met Linux wil werken heb ik een tweede laptop met het alternatieve besturingssysteem Ubuntu (Linux-gebaseerd). Voordat die draadloos op het net zit heeft wat meer voeten in de aarde, maar dan kan ik toch tv kijken op mijn computer. En dan blijkt dat om copyrightredenen allerlei programma's vanuit het buitenland niet te zien zijn. Gelukkig biedt mijn VU-VPN-verbinding uitkomst. Maar ik kan niet naar mijn zo geliefde BBC-programma's kijken (met iplayer). Helaas.


Didier geeft me volop tips. Hoe naar de campus te fietsen. Waar de dichtstbijzijnde bakker is (op de campus). Dat het heen 5 minuten is maar terug wel 15 (vanwege de steile heuvel). En dat de warmwaterknop rechts zit. "Want in België gaat alles anders".


Bepakt en bezakt vertrek ik op maandag naar de campus. Het is even zoeken waar ook alweer de kamer van mijn gastvrouw is. En dan blijkt er van alles geregeld, maar niet helemaal. Zo heb ik een kamer maar kan ik er niet op (er zijn maar drie sleutels van en die zijn allemaal in gebruik, door personen die er vandaag niet zijn). Ook heb ik wel een account maar ik kan niet op het internet. Geen probleem. Ik moest toch nog een tentamen nakijken. 's Middags komt er iemand van de ict-afdeling die wel mijn laptop bekabeld op het net kan krijgen maar niet draadloos. Daarvoor heb ik een carte personnelle nodig, te halen bij de personeelsafdeling in de Halles Universitaires. Ik ben wel bekend bij de adminstratie maar zit nog niet in de database ("veel 'professeurs visiteurs' zeggen namelijk op het laatste moment af") en daarom gaat het anderhalve week duren voor ik zo'n kaart krijg.

De weg terug blijkt steiler nog dan Didier had gezegd. Thuis aangekomen ben ik zo amechtig dat het even duurt voor ik me realiseer dat het warm is: de verwarming doet het. Alleen niet op mijn werkkamer. Opnieuw verontschuldigt Didier zich en opnieuw behelp ik me met het elektrische kacheltje. Maar morgenvroeg is er in ieder geval warm water.